De auto is een buitengewoon object dat zijn waanzinnige infrastructuur aan de wereld opdringt, en zowel het landschap, de atmosfeer als onze verbeelding vorm geeft: de auto is de blinde vlek van ons dagelijks leven. Er rijden vandaag meer dan 1,2 miljard auto's op aarde.
De auto is niet zomaar een verzameling van duizenden onderdelen: naarmate hij verder geautomatiseerd wordt, verandert hij hij meer en meer in een digitaal object dat gegevens verslindt, onze omgeving registreert en beschrijft. Zijn vraatzucht krijgt een verlengstuk in de minerale en fossiele hulpbronnen die worden ingezet bij de productie ervan, natuurlijke hulpbronnen die steeds moeilijker de ontwikkeling ervan ondersteunen.
Autofictie stelt een subjectieve, verontrustende en vaak als taboe te beschouwen, biografie voor van dit object dat meer dan ooit deel uitmaakt van de productie van kunstmatige, systemische, massieve en allesomvattende omgevingen. Autofictie getuigt aan de hand van drie complementaire biografische assen over de controverses die woeden bij ontwerpers en makers.
Een eerste deel is gewijd aan de auto als slim elektronisch apparaat op vier wielen. Als een digitaal, geautomatiseerd, registrerend object produceert de auto een beschrijving van onze omgeving en onszelf die zijn kwaliteit als verbonden object, als systeemobject versterkt. En dat naar het voorbeeld van de projecten van de Ant Farm groep uit de jaren 1970, waarvan de Mediavan opnames maakte van de ruimtes waar men doorheen reisde en de mensen die men ontmoette. Opnames die vervolgens in de bestelwagen zelf werden afgespeeld op universiteitscampussen in Californië. Recenter is de vraagstelling van de films van Olivier Bosson en Nicolas Gourault, die gaan over het falen van autonoom rijdende voertuigen, en waarin gewezen wordt op de kwetsbaarheid van geautomatiseerde systemen. Terwijl het voertuig-apparaat van Benedikt Gross en Joey Lee ons "laat zien als een AI", om de technologie van binnenuit te begrijpen, herinneren de robots van Degoutin & Wagon ons aan onze toestand van mobiele dieren.
Het tweede deel werpt een korte blik op de fossiele biografie van de auto, voordat we overgaan naar een bredere kijk op de huidige energiestrategieën. Elektriciteit is niet de enige optie voor de industrie: de verkleining van de omvang en van het verbruik zoals bij de elektrische Microlino, het lichter maken van voertuigen zoals Kilow's La Bagnole, het metabolisme als beschikbare energie voor Midipile's trapauto met elektrische ondersteuning, of retrofitting, spelen met het auto-erfgoed zoals Pierre Gonalons' R5 Diamant voor Renault: er zijn vele scenario's. Terwijl de Belgische kunstenaar Eric Van Hove gebruik maakt van de vaardigheden van Marokkaanse ambachtslieden om ons eraan te herinneren dat autoproductie voortkomt uit een ambacht en ernaar zou kunnen terugkeren.
Het laatste deel opent nieuwe verhaallijnen voor de auto. Deze verhalen zijn afkomstig van kunstenaars en ontwerpers in Wolfsburg, Duitsland, in de nasleep van dieselgate; uit Lubumbashi in de Democratische Republiek Congo, waar de industrie van zeldzame metalen voor elektrische auto's een verwoestende uitwerking heeft op de lokale bevolking; uit Cuba, waar technologische ongehoorzaamheid een fragiele overleving mogelijk maakt; en uit Frankrijk, waar keramisten het verleden van de auto gebruiken als nieuwe hulpbron. Door deze nieuwe verbeeldingrijke technieken voortkomende uit amateurpraktijken te tonen, nodigen we een zeer breed publiek uit om te ontdekken wat een technische democratie zou kunnen zijn, daarbij terug aanknopend bij de notie van de auto als populair object.